Wat Ron vertelt

Wat Ron vertelt

"What day is it?"

"It's today," squeaked Piglet.

"My favorite day," said Pooh.

- A.A. Milne

De openingsvraag van het interview: “Hoe beleef je deze periode, Ron, en dan bedoelen we als leraar natuurlijk, niet privé?”, wordt beantwoord met een tegenvraag: “Is daar een verschil tussen?”. Ron neemt ons van het eerste tot het laatste woord mee in een wervelwind van denken over leraarschap. Hij geeft les aan de Lerarenopleiding in het Hoger Onderwijs en rondt daarnaast de Masterstudie Kunsteducatie aan de Universiteit van Tilburg af. Ondertussen verbouwt hij ook zijn hele huis zelf, maakt muziek, bouwt daarvoor een studio in de tuin, luistert de ene podcast na de andere en leest tussendoor het pas uitgekomen boek van Lieven Scheire. Hij spreekt zoals hij leeft, gepassioneerd en rad van tong. We beginnen met een overweging waarbij hij onderwijskundige Gert Biesta volgt: ”Ik ben heel erg bezig geweest met de vraag waartoe onderwijs moet dienen. Voor mij is dat in zekere zin het ‘mens worden’, tekens krijgen over wie jij bent als mens en ‘voer krijgen’ om dat te ontwikkelen. Ik heb het gevoel dat de zogenaamde zachte vakken, de geesteswetenschappen en de kunsten, heel belangrijk zijn voor dat mens worden. We leven in een maatschappij waarin veel gemeten wordt: hoeveel auto’s je hebt, wat je op je bankrekening hebt staan, hoe groot je huis is. De harde vakken, die een economische waarde hebben, zijn erg belangrijk geworden, terwijl alles wat de geesteswetenschappen of kunsten aangaat net wordt weggeveegd. Omdat ze op zich geen resultaat beogen. En dan zijn we heel snel om te zeggen dat we de kunsten toch in ons curriculum opnemen zodat kinderen creatief kunnen worden. Maar op die manier bekijk je creativiteit vanuit een financieel standpunt, als iets dat ten dienste staat van iets anders. Creativiteit is er dan om innovatieve bedrijven op te starten of bepaalde oplossingen te bedenken. Je zou ook kunnen zeggen dat creativiteit het leren kijken naar de wereld is, leren bepaalde dingen opmerken en daar iets mee doen.” 

Enthousiast verwijst hij ons naar de podcast De magie van het luisteren van Klara waarin muziekfilosoof Thomas Serrien bevestigt dat muziek vrijheid geeft, omdat het je weg leidt uit jezelf en met een open blik naar de wereld doet kijken. Met evenveel vuur vertelt hij even later over het belang van verveling, geïnspireerd door acteur en theatermaker Peter De Graef die in een andere podcast aan het woord komt over zijn project Zitten: “Peter de Graef kreeg de vraag: wat moeten we kinderen leren? Hij antwoordde dat we ze eigenlijk moeten leren zich te vervelen. Ik denk ook dat dat de bron is van creativiteit, van inspiratie krijgen. Ik heb het voorbeeld in mijn hoofd van toen ik dertien jaar was en bij de kapper zat te wachten. Als ik bij mijn kapster een afspraak maakte om 14u dan was ik aan de beurt om 16u30 ofzo. Ken je dat? Dan zat ik daar tweeëneenhalf uur op een stoel te wachten. Niemand hield zich met mij bezig. Ik had toen de Nokia 3310, daar was je rap mee uitgespeeld, en de boekjes die er lagen waren ook niet interessant. Dan zat ik daar wat rond te kijken. Ik ben echt een pruller, dus pakte ik al snel een borstel van een kar en ging kijken hoe de haartjes daaraan bevestigd werden. Daarna bekeek ik de haardroger: ah ok, dat zit daaraan vast en dat daaraan, en daar zit die bout. Ik kan nu nog altijd vertellen hoe die haardroger in elkaar zat. Ik nam gewoon de tijd om iets te bekijken. Dat idee van verveling besprak ik met studenten en ik merkte dat ze daar eigenlijk veel nood aan hebben. Ik wou daar zo’n twintig minuutjes aan besteden, maar dat heeft uiteindelijk zeker drie kwartier geduurd. Omdat zij dat heel herkenbaar vinden. Zij bekijken het vanuit hun leefwereld waarin ze heel erg bezig zijn met hun gsm, met Instagram. Ze vinden het heel moeilijk om die verveling toe te laten. Alsof verveling een zonde is. We moeten het druk hebben. Als je bijvoorbeeld tegen iemand zegt: ‘Ik heb niet veel te doen, ik verveel me wat’, dan klinkt dat alsof je niet succesvol bent. Ik heb het gevoel dat we altijd maar in het rood moeten gaan. Als je niet in het rood gaat, ben je niet goed bezig. Als mijn ouders vragen hoe het is, dan zeg ik: ‘Drúk he!’. En dan zegt mijn ma: ‘Dat is goed, jong. Goed. Goed dat het druk is. Je bent nog jong. Nu moet je het druk hebben’. Dat vind ik raar. Ik hoop echt dat we dat niet meer hoeven te doen na Corona. Dat we kunnen inzien dat het eigenlijk niet zo belangrijk is om het altijd zo druk te hebben. Vervelen, in uzelf kijken, ik hoop dat we dat meer gaan doen.” 

Hij gaat zo op in zijn verhaal dat hij de draad kwijt raakt: “Herhaal je vraag nog eens?”. Vervolgens legt hij uit dat wat hemzelf betreft verveling helemaal niet bestaat. Hij denkt even na en schept duidelijkheid: “Als je verveling bekijkt als ‘ik weet niet meer wat te doen en ik kan hier niets mee, ik wil echt iets anders. Ik wil nu dat ik dát kan doen. Ik wíl nu anderen zien, ik wíl andere mensen om mij heen’. Ja, dan gaat dat uw functioneren ook aantasten. Maar als je dat wíllen uitschakelt, dan ga je meer bezig zijn met wat nu gebeurt. Dan ga je de kansen proberen zien, de mogelijkheden bekijken”. 

De dynamiek in het verhaal over verveling is die van het hele interview. Ron spreekt begeesterd over een idee dat hem intrigeert. Hij gaat helemaal op in de gedachtegang, komt van de weeromstuit op nieuwe ideeën of vragen en begint die alweer uit te spinnen. Het gebeurt dat hij - soms een half uur later - iets zegt wat tegenstrijdig lijkt, dat zelf vaststelt, even twijfelt, zoekt en dan weer helderheid brengt. Hij start het interview bijvoorbeeld met de vraag of er een verschil is tussen hemzelf als persoon in zijn privéleven en zijn leraarschap. Zo voelt hij het zelf niet, zegt hij. Halverwege het gesprek maakt hij toch een onderscheid tussen beiden: “Ik denk – hoe moet ik dat zeggen – ik ben Ron, als geheel. Dat is mijn identiteit. En maar een gedeelte ervan is daar leraar van. Ik word daar zo moe van, het leraarschap zien als de identiteit van een persoon. Pfff. Ik vind dat zò geladen. Ik vind het nog altijd heel raar, na de acht of negen jaar dat ik nu les geef, dat ze me een ‘leraar’ noemen.” Nog later knoopt hij beide uitspraken aan elkaar met de opmerking: “Ik denk dat ik een ander beeld heb van een leerkracht dan het maatschappelijk beeld.” Op dezelfde manier gaat hij om met de vraag naar het belang van nieuwsgierigheid en de wil om te delen in leraarschap: “Nieuwsgierigheid is handig, maar is niet eigen aan de leerkracht. Is het dan dat je een deler bent van kennis, ofzo?” Even later: “Nieuwsgierigheid is essentieel voor een leerkracht” en: “Soms heb ik ook helemaal geen goesting om kennis uit te dragen”. In het begin van het gesprek vertelt hij dat de Master Kunsteducatie hem vrijheid heeft bezorgd en later dat die hem net de vrijheid heeft afgenomen om met de dingen bezig te zijn waar hij mee wil bezig zijn: zijn muziek, zijn relatie. Het is niet zozeer dat hij zichzelf tegenspreekt. Het is alsof hij ideeën proeft terwijl hij ze uitlegt en in het spreken zelf op zoek gaat naar het evenwicht of de nuance waardoor ze in dezelfde tijd en ruimte kunnen bestaan. 

Met hetzelfde vuur waarmee hij de ideeën van vrijheid en passie in het onderwijs verdedigt, maakt hij zich boos over wat volgens hem goed onderwijs in de weg staat. 
“Waar ik me ook zo mateloos aan stoor op dit moment is de discussie over de examens in de media tijdens deze lockdown: oei, oei, oei wat gaan we doen met de examens. Is school niet bedoeld om mensen iets te leren, om mensen te ‘voeden’? Moeten we nu echt mateloos bezig zijn met te controleren of ze dat wel al dan niet geleerd hebben? Als ze niks geleerd hebben, wat moet je dan controleren? Pak de tijd die je dan nog hebt dit schooljaar om kinderen iets te leren!” Later in het gesprek vult hij die gedachte aan: “We leven in een enorme controle-maatschappij. Maar door die controle gaat de essentie van onderwijs helemaal verloren. Door die controle wordt de nieuwsgierigheid van mensen de kop in gedrukt. Ik kom zelf uit een middelbare school waar ik datzelfde voelde. Ik had helemaal geen interesse in leren. Ik had daar geen interesse in omdat ik dingen moest doen tegen mijn goesting: op verschrikkelijk oninteressante papiertjes verschrikkelijk oninteressante dingen invullen - aanvullen zelfs. Ik moest niet denken. En ik denk dat je mensen net meer moet leren denken. Dat je díe gesprekken moet hebben. Niet: we gaan nog snel ons werkboek invullen want de inspectie… of: anders hebben we niet alle leerstof gezien. (wordt boos) Net alsof je leerstof kunt afvinken. Vandaag staat dat op het programma, morgen dat, en dan dat: check, check, check. Ah, we hebben al onze leerstof gezien. Kijk eens, oh boy, we zijn goed bezig. We gaan ervan uit dat ze het kennen omdat we het gezien hebben. Hoeveel leerlingen zijn er op dit moment in secundaire scholen die afstuderen en helemaal niets meer weten van de leerstof van het derde of vierde jaar? Hoe raar is dat eigenlijk? Ik ben nu over fysica aan het leren. Ik was totáál vergeten wat protonen, elektronen en neutronen waren, terwijl dat superinteressant is en ik heel leergierig ben. Hoe kan dat? Ik vind dat heel raar.” Over het ‘maatschappelijke beeld’ van de leerkracht vertelt hij: “Vrienden van mij zeggen: ‘Als ik bij een leerkracht moet gaan werken, dan weet ik dat.’ Hoe weet je dat? Omdat ze vaak iets beter weten. Omdat ze bepaalde vragen stellen ter controle. Ik denk dat ik meer geïnteresseerd ben in leerkrachten die vragen stellen vanuit nieuwsgierigheid. Niet ter controle.” Dat beeld past in ieder geval niet bij Ron zelf: “Als er vier fietsers gestopt zijn om met elkaar te babbelen, en het is twijfelachtig of ze op anderhalve meter van elkaar afstaan of niet, dan ben ik niet de persoon om te zeggen: ‘Mensen zou je niet eens anderhalve meter van elkaar af gaan staan?’. Nee, die behoefte om te beleren voel ik helemaal niet. Nee. Dat die mensen hun plan trekken, echt.” 
Ook wat betreft het begeleiden van studenten met hun lesvoorbereidingen kan hij zich opwinden: “Waar ik echt gewoon altijd zo gefrustreerd van geraak is die hele eindeloze discussie over lesvoorbereidingen maken: moet dit nu in de kolom van ‘inhoud’ staan of in de kolom van ‘aanpak’? Goh … Dat is maar vorm voor mij. Daar wil ik niet eens tijd aan spenderen. Daar gaat lesgeven niet over. Het gaat inderdaad over die inhoud bepalen. Maar waar dat moet staan in een ‘kolommeke’... Studenten geven dat ook aan: ‘Dat is niet uw ding, he?’. Nee, Dat is ook niet mijn ding! Ik wil het over andere dingen hebben.” 

Ron speelt graag met ideeën. Twee keer tijdens het interview krijgen die ideeën plots handen en voeten. Hier zijn het geen idealen meer waarin het aangenaam is te verwijlen, om vol vuur te verdedigen of van de ene interessante vraag die ze oproepen naar de volgende te springen. De gedachtenspinsels komen tot leven. De eerste keer gebeurt het als hij vertelt over zijn vader die hem leerde verbouwen. Hij verbindt de manier waarop zijn vader, die hij beschrijft als ‘enorm skilled’, hem in die periode onderwijst met het beeld van de leraar die je mee op weg neemt tot hij zelf overbodig wordt. Net zoals zijn vader hem altijd mee nam in zijn denken tijdens het werken, het niveau van de vaktaal hoogstens wat aanpaste, en dan op een bepaald moment plots moest vaststellen dat ze als gelijken aan het nadenken waren over hoe dik de balk moest zijn boven dat ene deurgat. 

De tweede keer gebeurt het als we Ron vragen naar een voorbeeld van het ‘educatieve gebaar’, een begrip dat hij haalt bij Biesta en dat verband houdt met de leraar als diegene die wijst naar wat waardevol of belangrijk is. Hij vertelt over een les die hij drie jaar geleden gaf en die hem is bij gebleven. 
“Ik heb altijd het gevoel als je het over kunst wil hebben…. Kunst ervaren - en voor mezelf is dat bij muziek - is een soort van borreling voelen. Dat je in een volledige betrokkenheid zit, zo. Zo van: ‘Yes! Dat is supercool! Dat is su-per-cool!’. Om één of andere gekke, stomme reden kan ik niet verklaren wat het is. Ineens - dat is dopamine zeker – ervaar ik een bepaald geluk. Bij sommige muziek heb je dat. Ik had dat bijvoorbeeld bij Creeks van Bon Iver. Dat vond ik zó een schitterend werk. Als ik lesgeef, ben ik er fan van om de frontstage te laten zien, maar ook de backstage. Wat zit daar nu achter? Dat wou ik aan studenten mee geven. Dat was echt zo stom hé, gewoon: ‘Mannekes, ik wil u iets laten zien dat ik super sjiek vind. Ik wil ook eens vertellen waarom dat zo is.’ Dat gaat over vier minuutjes ofzo hé, dat dat gebeurde. Ik liet het eerst horen. In die eerste beluistering zie je veel mensen heel raar kijken. Creeks is een vrij abstract werk, omdat er geen ritme in zit en het klinkt heel digitaal, maar toch ook weer niet. En dan liet ik ze op een keyboard en met de microfoon zien hoe dat werkt: ‘Als ik nu eens zing en ik ga de do induwen, dan gaat mijn stem op die do klinken, tegelijkertijd. Als ik de mi en de do intoets dan gaan die twee noten klinken met dezelfde woorden.’ Zo was ik hen de backstage van dat nummer aan het laten zien. En dan zei ik: ‘Nu gaan we verder luisteren.’ Dan zie je hen op een heel andere manier luisteren. Je ziet hen ook echt luísteren. Terwijl ze in eerste instantie hóórden. Er is een verschil tussen horen en luisteren. Dat doe ik graag. Hen bewust laten luisteren. Het mooiste compliment dat ik daar ooit over gekregen heb, is dat drie studenten die de les gevolgd hadden, jaren later naar mij toe kwamen: ‘Ooh dat was toch zo’n mooi liedje!’. Je ziet dat hen dat iets heeft gegeven. Van één van die studenten weet ik dat hij het jaar nadien het hele album in zijn afspeellijst had staan. Die had dat helemaal mee, dat moment. Je ziet dat aan mensen. Bij sommigen blijft het bij: ‘Ok, ja, plezant’. Maar je kan ook zien dat er iets valt. Je kan een gespeelde ‘Ooh’ hebben. Maar je kan ook een gemeende ‘Ooh!’ of ‘Hmm!’ hebben. Zo van: ‘Ho, dat is wel interessant!’. Je ziet een oprechte verwondering. 
Ik denk niet dat iedere leerkracht dat op die manier had kunnen doen. Je moet een bepaalde passie hebben voor iets. Dat is het educatieve gebaar. Ik bekijk dat als soort cadeautje: het geschenk van het lied. Ik heb dat, denk ik, gedaan op het moment dat ik met overgave een uitleg doe waarbij ik laat zien dat ik dat ook echt vind. ‘Ik meen dit ook echt’. Ik denk dat mensen dat merken. Als ik bijvoorbeeld echt door iets gebeten ben, ga ik er volledig voor. Dat is typisch voor mij. Dan mag je me ook niet stoppen. Dan zit er een soort van - hoe moet ik dat zeggen - vààrt in. Ik vind mezelf niet zo’n goede verteller, eigenlijk. Maar soms ben ik iets aan het vertellen en dan weet ik: dit is het! Dat zijn meestal die momenten dat je met een bepaalde passie iets kunt vertellen. Ik denk dat het daarin zit. Als ik het moet situeren in die les, dan heb je die eerste beluistering, en dan komt het: ‘Nu ga ik je iets uitleggen, en van daaruit ga je opnieuw luisteren. En dan ga je luísteren. Dan ga je niet hóren. Dan ga je luisteren.’ Daar zit het, tussen die twee luistermomenten.”

We vragen hoe Ron die les voorbereidt. 
“Hoe doe ik dat? Ik denk niet dat ik dat heel bewust voorbereid, hoor. Misschien door heel veel informatie in te winnen? Ik ben zo een noob. Als ik bijvoorbeeld een bepaalde serie heb gezien, wil ik daar alles over weten. Dan ga ik opzoeken, opzoeken, opzoeken. Gisteren was het tweede seizoen van Ozark, een serie op Netflix, afgelopen. Dan moet ik daar dingen over weten. Wat is Ozark? Waar ligt dat? Wie zijn die personages? Waar komt dat verhaal vandaan? Van waar komen die acteurs? Is die cast daadwerkelijk van Missouri, waar het zich afspeelt? Heeft die acteur in het echt ook zo’n zwaar accent? Door dat zoekwerk kom je op bepaalde dingen uit. Bij Bon Iver was dat toen net hetzelfde.” Even gaat hij een ander pad op, over de invloed die Bon Iver op zijn muziek heeft gehad en over de vraag waarom sommige dingen je ineens kunnen inspireren en andere niet. We brengen hem terug naar de voorbereiding van zijn les: “Dat is dàt. Dat is het. Gewoon opzoeken. Dingen vinden. En op een bepaald moment heb ik ook gedacht: ik moet die borreling laten zien aan mensen. Waar heb ik zelf die borreling gevoeld? Dat was bij het moment dat ik dat nummer hoorde. En dan lees ik daar heel veel over. Eigenlijk ís het dat zelfs, denk ik soms. Ik heb geen extra voorbereiding nodig. Ik denk dat het verhaal zich daar op dat moment heeft afgespeeld. De eerste keer dat ik die les gaf, duurde het langer dan ik had voorzien. Wat heb ik gedaan? Eerst het lied laten horen. De album cover besproken. En dan heb ik verteld over Bon Iver, wat de achtergrond is van hun muziek en over Justin Vernon, de bezieler van het project. Dat had ik niet voorbereid. Dat kwam toen, ik begon dat gewoon te vertellen, dat liep gewoon. Die Justin Vernon… Je moet je voorstellen, dat is iemand die superveel succes heeft gehad met zijn eerste album waarop hij folkie nummerkes speelde. Die kon dus heel gemakkelijk, als je het over geld hebt, zijn volgende album in dezelfde traditie laten voortgaan. Want hij heeft al een bepaalde fan-basis. En je weet dat je, door dat elektronisch aan te pakken, een heel andere fan-basis aanspreekt. Dat is toch ook heel interessant. Iemand die echt voor zeker kan spelen, kiest ineens: nee ik doe dat niet, omdat hij zichzelf voor een uitdaging wil stellen.” 

Hij mijmert verder: “Ik denk dat je in eerste instantie doordrongen moet zijn van iets. Ik denk dat mijn vader dat ook heeft. Op een bepaald moment dient zich dan iets aan. Je ziet in mensen hun ogen dat ze supergeïnteresseerd zijn. Of je vindt het zelf gewoon superinteressant om er meer over te vertellen. Als je weet waar je het over hebt, dan komt dat vanzelf. Als je geen inhoud hebt en je begint dan iets te vertellen, blijft het ook maar een spreekbeurt: ik heb iets voorbereid en ik weet er alleen maar dit over, wat er hier op mijn papier staat. Dat zie je bijvoorbeeld ook bij Lieven Scheire. Die dude heeft nooit zijn diploma Fysica gehaald aan de Universiteit van Gent, omdat hij toen ging toeren met de Neveneffecten. Maar je ziet wel dat hij dat helemaal ís. Hij vindt dat superinteressant, hij weet er heel veel over. Als je die man ziet vertellen, doet hij dat ook met een bepaalde passie, een enthousiasme. Net zoals Bart Van Loo in zijn podcast de Bourgondiërs. Hij weet daar heel veel over en is zo gepassioneerd door dat onderwerp dat hij het op een smakelijke manier kan brengen. Ik denk dat je dat moet hebben, die begeestering.”

Ron gaf de les over Bon Iver nog een paar keer. Op een bepaald moment merkte hij dat ze aan kracht verloor. “Je voelt dat wel. Vanaf het moment dat je iets aan het vertellen bent en je weet, omdat het de zoveelste keer is dat je het doet: dan komt dàt, en dan dàt… Dan is het kwijt. Dan is het weg. Dan is de bezieling weg. Omdat je het gewoon aan het aframmelen bent. Ik weet dan ook: dit is niet aangekomen. En dan stop ik er mee. Ik probeer het soms nog wel. Omdat ik denk: godverdomme, het zat erin. Het zàt erin. Maar het komt niet meer over. En dan denk ik: kom, ik ga eens iets anders proberen. Dit jaar heb ik les gegeven over Solsbury Hill van Peter Gabriel.”   

Het brengt hem op een volgende vraag : “Mijn krachtigste momenten als leerkracht, heb ik altijd gevoeld, zijn de momenten dat ik afstap van vooraf bedachte paden. Destination unknown... Wanneer speel je met spontaneïteit in je professie?” We zijn benieuwd welke podcast, welk boek, welk idee, welke denker hem deze keer in de startblokken zet. Een probleem met de internetverbinding maakt er helaas abrupt een einde aan. Een beetje teleurgesteld klappen we onze computers toe. Tegelijk vragen we ons af: wat als het internet het niet zou opgegeven hebben? Zou Ron ooit vanzelf stoppen?

Andere leraren vertellen


Het project


Share by: