Het project

Het project

'Ask your hands to know the things they hold'

Wat leraren vertellen - in woord en beeld

When I Heard the Learn’d Astronomer


'When I heard the learn’d astronomer,

When the proofs, the figures, were ranged in columns before me,

When I was shown the charts and diagrams, to add, divide, and measure them,

When I sitting heard the astronomer where he lectured with much applause in the lecture-room,

How soon unaccountable I became tired and sick,

Till rising and gliding out I wander’d off by myself,

In the mystical moist night-air, and from time to time,

Look’d up in perfect silence at the stars.'


- Walt Whitman (1867)


We leven in een wereld waarin de taal van wetenschap, cijfers en objectieve rationaliteit een prominente plaats inneemt. De reactie op de wereldwijde pandemie van Covid-19 laat dit eens te meer duidelijk zien. Het hedendaagse discours over onderwijs zoals beschreven door Gert Biesta (2012) en Roger Standaert (2014) sluit naadloos aan bij de taal die gehanteerd wordt tijdens deze crisis. Spreken over onderwijs gebeurt in toenemende mate in termen van meetbaarheid en deskundigheid. De verwachting groeit dat leerkrachten hun handelen in de klas evidence-based aansturen. Er wordt veel belang gehecht aan het meten van beoogde leerwinst, waarna de gehanteerde onderwijsstrategieën geëvalueerd en zo nodig aangepast kunnen worden. Internationale ranking op basis van PISA-statistieken vormt in deze manier van denken de kers op de taart. Biesta spreekt van de opkomst van ‘de cultuur van het meten’ en van ‘onderwijskundig empirisme’ sinds het einde van de 20ste eeuw. Standaert heeft het over ‘de opkomst van technocratisch denken’, ‘de becijferde school’ en ‘de cultus van het meten’. Parallel met deze nadruk op meetbaarheid en deskundigheid zien we een technologisch model van beroepsmatig handelen opduiken en een taal om over onderwijs te spreken - zie de beleidsnota van de huidige Minister van Onderwijs Ben Weyts (2019/20) - waarin termen als ‘efficiëntie’, ‘controle’, ‘leeropbrengsten’, ‘onderwijsrendement’, ‘input-output’, ‘menselijk kapitaal’, ‘performativiteit’ de boventoon voeren.


Er verschijnt in de onderwijstaal op die manier een welbepaald beeld van de leerkracht dat resoneert met het mensbeeld dat we vandaag in de samenleving herkennen. Het is het beeld van de mens als manager, diegene die in leven en leren de touwtjes zelf in handen heeft: iemand die weet wat hij wil, wie hij wil zijn, die de (in)richting van het eigen leven zelf in handen heeft, de eigen identiteit vorm kan geven, efficiënt vooropgestelde doelen weet te bereiken, voor wie de wereld verschijnt als iets dat gevat en begrepen kan worden.


Zowel Biesta als Standaert wijzen op de ontoereikendheid van deze onderwijstaal. Er zijn grenzen aan de meetbaarheid van en het technologische denken over onderwijs, zeggen ze (Biesta, 2012; Standaert, 2014). De vraag is niet of de taal van de meetbaarheid een verkeerde manier van spreken over onderwijs is. Dan zou men immers beweren dat cijfers er niet toe doen, dat onderwijsstrategieën niet gebaseerd mogen worden op wetenschappelijk onderzoek, dat we niet moeten nadenken over efficiëntere methodes om de leesvaardigheid te bevorderen. De vraag is wél: is dit de enige manier van spreken over onderwijs? Vatten deze woorden helemaal wat onderwijs is? Meer nog, als dit de dominante manier van spreken is, riskeren we dan niet iets essentieels van wat onderwijs is uit het oog te verliezen? Wat dreigt onder de radar van het dominante discours te verdwijnen?


Niet alleen Biesta (2015; 2018), met in zijn kielzog de Nederlandse docente PaBO Hester Ijsseling (2020), maar ook andere onderwijsexperts zoals Martha Nussbaum (2011) en de Vlaamse pedagogen Geert Kelchtermans (2003/4), Maarten Simons en Jan Masschelein (2008; 2012) beweren dat de essentie - of minstens een vergeten dimensie - van onderwijs en opvoeding terug te vinden is in andere termen. Zij gebruiken woorden als ‘kwetsbaarheid’, ‘meesterschap’, ‘pedagogisch ethos’, ‘onderbreking’, ‘opschorten van oordelen’, ‘aandacht’, ‘meditatie’, ‘vertrouwen’, ‘cultiveren van de verbeelding’. In hun denken en schrijven zien we een heel ander mensbeeld opduiken. Het is een beeld waarin mensen niet deskundig maar kwetsbaar zijn, waarin pedagogische momenten aan ons gebeuren in plaats van dat we ze kunnen plannen, waarin mens en wereld geen maak- en grijpbare projecten zijn maar ons fundamenteel overstijgen, waarin verbinding ontstaat in momenten van onderbreking van ons ‘ik’ (van onze plannen, onze vooropgestelde doelen, onze vastgeroeste oordelen), waarin meditatie[1] een manier is om aanwezig te zijn bij onszelf als leerkracht en harmonie te brengen tussen wat we zeggen en wat doen. De woorden die ze gebruiken sluiten nauwer aan bij een poëtisch en religieus taalregister dan bij het jargon van de objectieve wetenschappen.


Het maakt ons benieuwd naar wat er gebeurt als we andere talen gaan gebruiken om over onderwijs te denken en te spreken, en hoe dat vorm zou kunnen krijgen. Dit wordt de hoofdvraag van ons onderzoeksproject aan de Lerarenopleiding van de UCLL. Een gelijkaardige vraag zagen we o.a. ook al opduiken in het project ‘De liefde voor het vak. Op zoek naar een pedagogie(k) van het meesterschap’ (Ardui et al., 2012a, 2012b; School of Education, 2010/12). Het is niet onze intentie om onderzoek te doen op academisch niveau. Wat dat betreft staan we ‘op de schouders van reuzen’. Velen hebben parallellen gezien tussen het communicatieve en hermeneutische karakter van de kunsten en van educatie. Wij voegen Bijbelse verhalen toe aan de puzzel, in zoverre ook zij hun hermeneutische karakter delen met kunstwerken. We willen heel dicht bij het hier en nu blijven. Zo willen we ingaan op de vraag van Kelchtermans en Simons naar een benadering die “geen abstractie maakt van de betekenis van het onderwijs voor leerkrachten en voor leerlingen”. We willen tot een onderzoeksresultaat te komen dat op een inspirerende manier “een taal aanbiedt waarin leerkrachten zich kunnen herkennen, of waarin ze zich niet herkennen maar aandachtig worden voor pedagogische aspecten” (Kelchtermans & Simons, 2007, p. 151). We kiezen ervoor aandachtig stil te staan bij de reële, beleefde onderwijspraktijk van deze ene, unieke, particuliere leerkracht. We nemen de uitdaging aan: is het mogelijk om één bepaalde leerkracht te portretteren in een kunstwerk en tegelijk iets betekenisvol op te roepen wat betreft de pedagogische dimensie van lesgeven? Is het mogelijk dat in deze visual narrative de pedagogische taal convergeert met de taal van de kunsten (poëzie, songs, schilderijen) en van religie? Hoe kunnen kunstwerken en Bijbelse verhalen bijdragen aan de conversation of mankind over onderwijs? Verbreedt de insluiting van de taal van kunst en religie ons verstaan van het pedagogische en opent het nieuwe perspectieven? Dit zijn intrigerende vragen, die zich vandaag in de marge van het onderwijsdebat bevinden en die daarom des te meer telkens opnieuw onze aandacht verdienen.


Plots spreken we over de essentie van leraarschap met de woorden van Kae Tempest in haar gedicht Hold your own (2019, track 7):


’Ask your hands to know the things they hold.’


Een ander, disruptief, verfrissend en tegelijk eeuwenoud perspectief om over onderwijs na te denken opent zich.


[1] J. Masschelein (red.). (2008). De lichtheid van het opvoeden: een oefening in kijken, lezen en denken. Leuven: LannooCampus, p. 29: ”In de context van de Griekse oudheid, waarin Foucault het meesterschap situeert, is ’meditatie’ of ’ascese’ een (levenslange, filosofische) oefening waarin men nagaat (of test, aftoetst) of wat men denkt en wat men doet in overeenstemming zijn, en waarin men poogt zichzelf zodanig te transformeren dat die overeenstemming er is.”

Methodologie


Andere leraren vertellen


Share by: