Wat Mieke vertelt

Wat Mieke vertelt

"Vergeet de gastvrijheid niet, want zo hebben sommigen

zonder het te weten engelen ontvangen." - (Hebreeën 13,2)

Mieke is de eerste leerkracht die we interviewen. In het begin van het jaar brengen we al eens een bezoekje aan haar klas, een vijfde leerjaar met veel anderstalige leerlingen in een grote dorpsschool in de Limburgse mijnstreek. ‘s Morgens ontmoeten we daar tijdens het toezicht op de speelplaats een energieke juf. Terwijl ze een praatje slaat met een collega, verwelkomt Mieke elke leerling die aankomt. Ze kent al hun namen en weet bovendien wie ziek is geweest, ook als de leerling niet in haar eigen klas zit: “Lieve schat, jij bent ziek geweest, heb je een briefje bij?” Ondertussen deelt ze stickers uit aan de leerlingen die een fluohesje dragen. Eén jongen draagt geen hesje en komt toch een sticker vragen. Hij krijgt er eentje zonder dat Mieke verdere vragen stelt. Haar warme relatie met de leerlingen zal ons de hele dag opvallen. Tijdens het eerste lesuur komen kinderen te laat de klas binnen. Ze verontschuldigen ze zich snel: “Juf, mijn mama had zich overslapen” en “De auto was kapot en we moesten met de fiets komen”. Mieke antwoordt met: “Dat is niet erg, schat. Ik ben érg blij dat jij er bent! Kom binnen! Is het niet te koud? Ocharm!” Als een leerling die het moeilijk heeft met wiskunde een antwoord geeft tijdens de les, is haar reactie: “Goed zo! Ik ben heel blij met jouw vinger! Heel fijn dat jij de oplossing geeft, daar ben ik blij mee!” We blijven de hele dag bij Mieke, een voorproefje op het plan om later in het jaar een intensiever volgtraject op te starten. Als we ’s avonds afscheid nemen, weten we nog niet dat een pandemie het ons zal verhinderen nog een voet in haar klas te zetten. 

Omdat het ons eerste interview is, zijn we een beetje gespannen. We hebben ondertussen heel wat literatuur achter de kiezen en willen graag op een heldere manier peilen naar bepaalde aspecten van leraarschap die we daarin terugvinden. We besteedden veel tijd aan het formuleren van de juiste vragen. Het wordt een gezellig gesprek. Mieke is een vrolijke, spontane, vlotte babbelaar die enthousiast reageert op elke vraag. Een aantal thema’s komen duidelijk naar boven drijven in haar verhaal. 

Het eerste wat opvalt, is dat Mieke ervan houdt met de kinderen de wereld in te duiken. Dat doet ze zelfs nog tijdens het afstandsonderwijs. “Ik heb vandaag een online les gemaakt voor de kinderen, eentje die op een speelse manier hun Frans herhaalt. Ik heb ervan genoten om die te maken, ik vond het gewoon heel erg leuk. Ik ben gestart met (tilt gezwind haar laptop op en gaat haar kamer rond voor ons ): ‘Hier jongens, voilà: ma chambre! Voici une armoire, une fenêtre,…’ Zo ben ik met de leerstof begonnen.” Samen met haar kinderen in die wereld op onderzoek uitgaan, is haar lang leven. Dat vertelt ze ons al bij de eerste vraag. Wat mist ze het meest tijdens deze lockdown? Mieke somt op: “Het contact met de kinderen, het gekken en het lachen met hen, hun vragen, het samenwerken.” Onmiddellijk daarop volgt: “Weet je wat ik nog het meest mis? Zo van die problemen onderzoeken. Ze komen in de klas heel vaak met vragen - het is een heel pientere groep dit jaar - waar ik ook niet onmiddellijk een antwoord op heb. Dan moet ik gaan zoeken met hen, boeken erbij nemen en presentaties maken. Dát mis ik.” Welke vraag we ook stellen, hoe we het interview ook draaien of keren, telkens opnieuw krijgen we voorbeelden te horen van onderzoeksprojecten. In een W.O.-project met als thema de Olympische Spelen - dat op de agenda stond voor juni – zou het bezoek van een topatleet gecombineerd worden met multimedia, knutselen, een presentatie voor de ouders. “Zo’n dingen uitwerken. Kijken hoe dat met de kinderen lukt. Dat mis ik nu.” Over een ander project zegt ze: “Het was de eerste keer dat we het zo helemaal hadden omgegooid. Alles zat erin: wiskunde, taal, sociale vaardigheden, computergebruik, W.O. Dat was zo leuk. Dat mis ik.” 

Meerdere keren in het interview komt Mieke terug op één bijzonder project voor W.O. waarbij de kinderen haar duidelijk aangenaam verrast hebben. Als we de verschillende fragmentjes samen puzzelen, is dit het verhaal: 
“We hebben gewerkt rond het thema ‘Ruimte’. Dat thema duurt 6 weken, het is een heel arrangement. Het start met de opbouw van de atlas en uiteindelijk maken we een grote fietstocht door het dorp. Die fietstocht is verrijking, de leerinhoud is alleen het vaardig kunnen hanteren van de atlas en inzicht krijgen over hoe in je eigen buurt de natuur gemanipuleerd is. We hadden heel wat impulsen gegeven maar ik kon daar niet alles van bevragen. Dat wil het ZILL-plan niet. Daarin staat: ‘kunnen toepassen’, of ‘ervaren’ of ‘beleven’. Daar staat bijna nooit ‘kennen’. Dus ik had dat niet getoetst. Toen hebben we (Mieke en de collega van de parallelklas) een project gedaan. Terwijl andere leerlingen een herhalingsles wiskunde kregen, kreeg de sterkere groep van de klas een opdracht. Ze moesten in kranten op zoek gaan naar de invloed van de mens op de natuur. Toen we die opdracht gaven dacht ik: aiaiaiai. Ik heb nog aan collega’s gevraagd: ‘Wat denk je? Zou het lukken?’ Zij zeiden: ‘Mieke, probeer het. Je ziet wel.’ Tja, het is een project, dacht ik, we zullen zien waar we uitkomen. Ze zijn teruggekomen met een resultaat waarvan ik dacht: yes! In dat project kwam naar boven dat ze heel veel doelstellingen bereikt hadden, ook al had ik ze niet getoetst. Ze hadden de stormvloedkering in Nieuwpoort gevonden. Ze hadden vervuiling gevonden - dat is een logische natuurlijk. Ze hadden gevonden dat in ons dorp de grind- en zandgroeves ook een effect hadden gehad op de natuur waardoor hier bijvoorbeeld Connecterra is ontstaan, maar ook dat de Mechelse Heide gemanipuleerd is. En toen dacht ik: dèh! (Noord-Limburgs voor: ‘Kijk eens aan!’) Dat was een heel simpele opdracht, in drie zinnetjes, en daar was eigenlijk veel uitgekomen. Het viel op dat ze echt wel veel hadden meegepikt van de leerstof die we aangereikt hadden.”

Mieke is trots op wat haar leerlingen tijdens het project door samen op onderzoek te gaan bereikt hebben. Leren komt vanzelf als je hard werkt, gelooft ze, en niemand kan dat in jouw plaats doen. Tijdens ons klasbezoek overloopt ze ‘s morgens de opdrachten voor de verschillende vakken van die dag. Een leerling vraagt over een oefening van de les Taal: “Ik snap het niet?” Mieke reageert: “Waar is je boek? Zoek de regel!” Iemand anders vraagt: “Moeten we werken tot pagina 63?” Mieke wijst naar het bord: “Je kan lezen.” Tegelijk is leren wérken, niet presteren. Een voorbeeld is de manier waarop Mieke de verleden tijd van de werkwoorden en de dictees kadert tijdens ons klasbezoek: “Ik doe even een dictee, maar dat is niet op punten. Dat is alleen voor mij om te zien wie waar staat. Ik doe nu nog geen toetsen op punten. We gaan daar nog héél hard op oefenen de volgende weken, dus dat komt wel goed!” Over de quarantaine-opdracht met nieuwe leerstof zegt ze: “Maar er is ook heel duidelijk in de brief bij geschreven: wat niet lukt, laat je open en dat is absoluut geen probleem. Daar moet je je niet slecht over voelen.” En: “Ik was eigenlijk heel fier te horen dat al mijn kinderen werkten. Ze weten natuurlijk ook wel dat ik er bovenop zit. Ze krijgen elke week een berichtje van mij op Bingel: ‘Knap gewerkt! Niet erg dat je fouten maakt, blijf gewoon oefenen. Als ik terug ben, trekken we dat recht.’” Wat later zegt ze over de heropstart van de scholen: “Ik schiet in paniek als we straks in onze school zouden vinden dat de kinderen nog toetsen moeten afleggen. Ik wil nu geen toetsen meer zien. Het enige wat ik wil, als ik mijn kinderen mag terugzien, is werken met hen en oefeningen maken zodat hun hiaten weg zijn. Maar ik hoop niet dat dan de opdracht is dat ik een rapport af moet hebben. Ik ben altijd al tegen rapporten geweest. Ik hou niet van punten. Dat vertelt je niets. Als je kind nu een 9 of een 8 heeft, of een 6… Dat wil niet altijd iets zeggen over iemand.”
De overtuiging dat je leert door op onderzoek uit te gaan en hard te werken, gaat hand in hand met een afkeer van het routineus invullen van werkblaadjes of herhalingsoefeningen. “Wij hebben op een bepaald moment de opdracht gekregen om bundeltjes te maken. Ik was daar een voor- en tegenstander van, in die zin dat ik geen bundeltjes wilde maken met enkel en alleen herhaling. Dat is saai en enerverend voor meer dan de helft van mijn klas, een beetje bezigheidstherapie. Dan heb ik liever dat ze buiten razen en in die donkere periode vandaag een beetje psychisch in orde zijn. Dus op een bepaald moment heb ik gezegd: ‘Kijk, nu plaats ik daar een filmpje bij met de instructie. We gaan de kinderen dat eens laten maken en via mail laten reageren of het lukt of niet.’ Die bezigheidstherapie, dat oefenen om te oefenen, daar ben ik in mijn lesgeven ook tegen. Dat wil ik in mijn klas niet, dus dat wil ik nu ook niet. Als je het kent, moet je niet blijven oefenen. En met die bundeltjes was ik dat wel aan het doen.” “Dus je hebt wél nieuwe leerstof aangeboden?”, vragen we. Mieke antwoordt (giechelend): “Ja, ik weet dat het niet mag! Ik wil niet dat de kinderen een degout krijgen van school. Mijn zoon zegt dan zelf: ‘Mama, waarom moet ik die blaadjes maken, ik kon het al bij het eerste blad?’ Ze hebben dit ook niet gekozen. Het is spannend voor iedereen. En wij moeten wel nog altijd die motivatie voor de school erin houden. Ik merk heel goed dat ze voelen, als ik er iets nieuws in steek: ik moet eens gaan puzzelen, ik moet eens gaan zoeken.” 

“Ik stap heel graag van het plan af,” vertelt Mieke ons. Dit kan ze maar doen op basis van een grondige kennis van wat het leerplan vraagt: “Mijn W.O.-leerplan van ZILL ken ik van buiten. Taal bijvoorbeeld nog niet, dat moet ik bijwerken. Ik weet waar ik naartoe moet bij W.O. Dan kan je natuurlijk ook sneller vertrekken en uitwijken. En dan heb je het heel vaak voor dat je leerstofonderdelen kan laten wegvallen. Dat maakt dat we dit jaar eigenlijk vooruit waren. Wij hebben de opdracht gekregen op school om ons leerplan langs de nog te geven lessen te leggen en dan te kijken welke doelen we nog moeten bereiken. Toen heb ik onmiddellijk terug gemaild en gezegd: ‘Nee, nee, nee, nee! We moeten het leerplan opendoen, kijken wat we al bereikt hebben en dàn kijken welke lessen in onze handleidingen daarbij kunnen aansluiten.’ Ik snap wel dat we een bepaalde handleiding moeten hanteren - we hoeven het warm water niet uit te vinden - maar we vertrekken nu heel vaak met ons leerplan vanuit de handleiding en niet omgekeerd. Ik zit nu aan unité 16 en we hebben de meeste doelen al bereikt. Ik hóef dus helemaal niet aan unité 20 te geraken, terwijl sommigen wel zouden willen dat dat ons doel is.”

Op een bepaald punt in het interview zegt Mieke plots zelf: “Er is wel een valkuil aan het verhaal, hé. Dat moet ik misschien ook vertellen. Doordat ze altijd gepusht worden om dingen te ontdekken en nooit eens kunnen ‘ademen’, zijn mijn kinderen wel vaak heel erg moe. Als ze gewoon een les konden mee volgen en eens gemakkelijke oefeningen konden maken, zou het misschien wat saaier zijn en zouden we minder bereiken, maar dan waren ze misschien wel niet zo moe. Ik moet dus heel vaak rustpauzes inbouwen. Dat doen we in de periodes voor de vakanties bijvoorbeeld. Dan voorzien we echt herhalingsmomenten. Dan mogen ze natuurlijk nog altijd vragen: ‘Juf, geef me nog eens iets om na te denken.’ Dan krijgen ze dat. Maar dan is het niet van moetens.” 

Een gelijkaardige verzuchting komt terug als we, veel later in het gesprek, vragen of ze zich soms kwetsbaar voelt als juf. “Kwetsbaar? Nee (denkt even na). Wél hier thuis. Dat is moeilijk hé, als je als juf opgeleid bent en dan ook nog mama bent. Ai, ai, ai! Dat is niet altijd positief. Ik wil teveel. Ik wil de leerstof van het hele schooljaar herhalen met mijn kinderen, dat moeten ze dan al niet meer doen op het einde van het schooljaar als de scholen terug opstarten. Zo van die fratsen.” Ze draait met haar ogen. Eerder in het gesprek vertelde ze ons ook al lachend een anekdote. “Mis je je W.O.?”, vroegen we. Het antwoord: “Natuurlijk! Ik ga skaten met mijn dochter en dan doe ik niks anders (op een belerende toon): ‘Ja, hier is het bos. En de lagen van het bos zijn…?’. ‘Mama!! We zitten niet op school!’. ”
Nu vult Mieke aan: “Als ik bijvoorbeeld Pandemic (een coöperatief gezelschapsspel) met hen speel, zal ik zeggen: ‘Ok, jongens, we moeten kunnen samenwerken. Hoe los je dat probleem nu op?’ Ik zal hen nooit helpen. Ik zal altijd vragen stellen maar ik zal nooit de oplossing geven. Als ze vragen: ‘Mama, wat betekent dat woord?’, dan zal ik dat woord in een zin zetten. ‘Allez, wat denk je nu dat het betekent?’” 
Mieke zoekt naar woorden als ze wil uitleggen waarom dat moeilijk is. “Dat is een sterkte voor mijn kinderen, want ze zijn beter voorbereid en ontwikkeld op schools gebied. Maar langs de andere kant kunnen ze nooit gewóón iets aan mij vragen. Ze mogen nooit naast mij zitten zonder te moeten nadenken. Andere kinderen krijgen het antwoord en ze kunnen verder. Waarom is dat kwetsbaar?” Mieke denkt even na. “Omdat ze meer moeten. Ze mogen niet ademen. Mijn dochter vraagt net aan mij bij het skaten: ‘Hoeveel kilometer hebben we?’ Ik: ‘Acht kilometer en een half. Wat is dat, dat half?’ Ocharm, ze moest alweer rekenen natuurlijk: dat is ½ in een breuk, dat is een stambreuk en dat is de helft van 100m en … (zucht). Ik kan dan niet gewoon zeggen: ‘Ah, we hebben acht en een halve kilometer !’ Dat is niet mijn aard. Koken. Kóken!! Als andere kinderen mogen koken, mogen ze knoeien en noem maar op. Nee, die van mij moeten méten en wégen en… (giechelt en zucht tegelijkertijd). Mijn man zegt dan ook vaak tegen mij: ‘Mieke! Mogen ze nu ook gewóón eens iets doen, ja?’” 

Helemaal op het einde van het gesprek vragen we aan Mieke hoe ze voor zichzelf zorgt tijdens de quarantaine. Zij en haar man raakten allebei besmet met Covid-19 in de krokusvakantie. Ze vertelt dat ze eerst heel hard is beginnen werken. “Op vrijdag had ik al mijn schoolwerk af tot aan de grote vakantie. Ik ben een bezig bijtje. Hier zijn alle kasten uitgewassen, de hele benedenverdieping is geverfd en mijn tuin is volledig in orde. Ik kan nooit stil zitten.” Tot ze merkte dat haar gezondheid niet verbeterde. Ze ging zoeken naar manieren om zichzelf te dwingen tot rust te komen. Lezen, gamen, sporten, het passeert allemaal de revue. Het zijn dingen die haar volledige aandacht opeisen. Een andere manier om rust te vinden is er niet. Helemáál loslaten kan ze nooit: “Alles ligt beneden nóg perfect en (tilt computer op en laat ons de kamer zien) mijn bed is opgemaakt en de kleren hangen precies in de juiste volgorde zoals ik dat wil.” Ze moet er zelf hartelijk mee lachen. 
We praten nog even verder. Over angstige nieuwsberichten, over badkamergewoontes, over Miekes man die érg ziek is geweest, over ditjes en datjes. Als we de computer afsluiten, zijn we moe. We hebben genoten van een gezellig en wervelend gesprek. Tegelijk wringt er iets. We merken het duidelijk op het moment dat Mieke ons, als we blijven aandringen met één van onze vragen, wat vertwijfeld aankijkt en speculeert: “Jullie weten het antwoord op de vraag zeker wél, he?”. Het oncomfortabele gevoel van dat moment blijft nazinderen. Bij het uitschrijven van het interview ontdekken we dat het onze zo grondig voorbereide vragen zijn die een vlot gesprek net in de weg staan. Gelukkig compenseert Mieke dat ruimschoots met haar vrijgevige antwoorden. Stof tot nadenken. 

Mieke en Abraham


Andere leraren vertellen


Share by: