Methodologie

Methodologie

Aanvankelijk was het opzet van het onderzoek, geïnspireerd door het idee van de artist-in-residence, om ons als onderzoekers/lerarenopleiders onder te dompelen in de wereld van het leraarschap door een residency in de respectievelijke scholen van de leraren die we zouden opvolgen.  Net als we, na een fase van literatuurstudie en try-outs, voor de eerste keer een verkennend bezoek willen brengen aan hun praktijk, sluiten de scholen hun deuren. De Corona-crisis onderbreekt op magistrale wijze wat we voor ogen hebben. Tegelijk creëert ze de mogelijkheid om met een unieke bril naar het dagelijkse onderwijsgebeuren te kijken. In plaats van leerkrachten op te zoeken in hun klas, bellen (Skypen, zoomen, Teamsen, Face-timen) we hen. We stellen maar één vraag, in twee verschillende formuleringen: “Hoe beleef je als leerkracht de lockdown? Hoe kijk je vanuit deze bril naar je onderwijs?”.


We moeten niet veel verder vragen. De leerkrachten die we interviewen spreken graag en uitgebreid over hun leraarschap. Ze gebruiken daarbij zelden de taal van de meetbaarheid. De verhalen die ze vertellen sluiten vanzelf aan bij die ‘andere’ dimensie van onderwijs. We hebben deze interviews weergegeven via de methodologie van de ‘etnofictie’. We willen zo dicht mogelijk bij de woorden van de sprekers blijven en hun verhaal weergeven zoals ze dat zelf vertellen, niet zoals wij er als onderzoekers betekenis aan verlenen. Tegelijkertijd is de leesbaarheid van het verhaal en de mogelijkheid om zich voor ogen te halen wat de ze  vertellen voor ons van belang. De methode van de etnofictie komt tegemoet aan beide vereisten: “the tale is developed using information gathered directly through contact with the participants. Direct lines of quotation are used whenever possible”, terwijl er tegelijk “a playing with events in such a way as to present a seamless tale” (St. Pierre, 2014, p. 341-343) plaatsvindt.

 

Ook de beslissing om hun verhalen op te tekenen als beelden en ze te verbinden met bestaande schilderijen, gedichten en verhalen komt al snel. Het fundamenteel onvatbare of ongrijpbare van deze dimensie van leraarschap en haar karakter van onderbreking keert ons vanuit zichzelf naar de taal van de kunsten, van de beelden, de metaforen, de symbolen. Instrumentele, kwantitatieve taal en één-op-één beschrijvingen schieten tekort. Ze missen het vermogen om iets op te roepen, eerder dan iets vast te leggen. Het feit dat ook de onderzoekers in het reeds vermelde project “De liefde voor het vak” grepen naar de taal van beelden en verhalen, hier in de vorm van fictieve omschrijvingen van leerkrachten en van foto’s en filmische materialen uit de praktijk, is voor ons een bevestiging van de gekozen weg.


We vinden het moeilijk om de juiste omschrijving te vinden voor de manier waarop we vanaf dan het onderzoek methodologisch aanpakken, tot we op teksten stuiten als die van Springgay, Irwin en Wilson Kind (2005) die de onderzoeksvorm ‘a/r/tography’ beschrijven als ‘a Living Inquiry Through Art and Tekst’ (p. 899). In plaats van, zoals de meeste traditionele vormen van kwalitatief onderzoek, de recht-op-recht koers van de objectieve rationaliteit te volgen, verwijst a/r/tograpy naar een geleefde vorm van onderzoek doorheen een proces van de creatie van literair en artistiek werk. “It is a process of double imaging that includes the creation of art and words that are not separate or illustrative of each other but instead, are interconnected and woven through each other to create additional meanings” (p.899). In deze woorden herkennen we onze manier van werken.  We nemen inderdaad het geheel van onze belichaamde identiteiten als onderzoeker, leraar, filosoof, theoloog en kunstenaar mee in het bad van dit onderzoek, in één tekening zelfs letterlijk. Geleidelijk, doorheen de voortdurende interactie tussen deze verschillende identiteiten, zien we betekenissen ontstaan die resulteren in de creatie van een tekst en een tekening voor elk van de leraren die we interviewden . Het resultaat van ons project zijn vier getekende portretten van vier leraren in verschillende Vlaamse onderwijsinstituten, respectievelijk kleuteronderwijs, lager onderwijs, secundair onderwijs en hoger onderwijs. De portretten gaan vergezeld van teksten die verwijzen naar de inspiratie met andere kunstwerken, Bijbelse teksten en pedagogische concepten. Het portret van ‘juf Liesbeth’ bijvoorbeeld, resulteerde uit een confrontatie met Biesta’s pedagogische notie van de ‘onderbreking’, Levinas’ denken van de relatie tussen Zelf en Ander, Leonard Cohens lied ‘Anthem’, Kae Tempests gedicht ‘Hold your own’ en het Bijbelse verhaal van de Barmhartige Samaritaan (Lc 10, 31-37).

 

We willen niet pretenderen met deze portretten nieuwe, absolute, definitieve, ‘aanwezige’ betekenissen te hebben gecreëerd. We volgen hier het post-moderne begrip van pedagogie en de ideeën rond het ontstaan van betekenis en waarheid bij filosofen als Derrida en Merleau-Ponty. “Rendering is not simply about art or text that “stands for” a particular concept of research finding; rather, it is a possibility of creating meaning, a possibility of what it is, is not, and what it might be. Thus, renderings are not simply static images or words captured on a page; they are visual, aesthetic and textual performance that dance and play alongside each other” (Springgay et al., 2005, p. 908). Op die manier vormen ze een

 “making strange” (p. 903), een her-schrijven en her-betekenen van wat leraarschap is. Ze laten ruimte voor ontmoetingen tussen onszelf als kunstenaars/onderzoekers/leraren en de lezer/kijker. Ze roepen iets op, de inherente afwezigheid vraagt naar antwoorden van de toeschouwers en is in afwachting van nieuwe betekenisgeving, “adding layers of inter/textual dwelling” (p. 900) in de altijd voortdurende ‘conversation of mankind’. 

Het Project


Andere leraren vertellen


Share by: